Klussce

Kracht, lenigheid, uithouding, Snelheid en agility, stabiliteit, coördinatie en evenwicht. Deze reeks van onderdelen vormen de eerste pijler van het oranje traject.

2.1.1 Bovenhands werpen

Verbeteren van het Instappen (bij veel tijd situaties): afduwen met achterste voet, de heup actief indraaien.
Zo snel mogelijk de wisselsprong leren gebruiken: voeten wisselen van plaats. Uit stand landen op 2 voeten.
Progressie: landen op niet-racketvoet met een impuls naar voor.

Oefeningen

  • Shuttle ver werpen, instappen en de shuttle gaan oprapen en herhalen. Probeer in zo weinig mogelijk beurten de zaal over te steken.
  • Progressie: start op de achterste tramlijnen en voer hier telkens een wisselsprong uit tijdens het werpen.

2.1.2 Plankhouding

Gestrekt lichaam, buikspieren opspannen. Verbeter elkaar met een kijkwijzer.

Oefeningen

  • Shuttle met de neus omverduwen. Terug rechtzetten. 5x.
  • Wedstrijdje zo lang mogelijk de plankhouding volhouden.
  • Variaties: plank op de zij of rugwaarts: zie get fit 2 badminton.

2.1.3 Kracht en evenwicht stimuleren

Met trek- en duwspelletjes per 2 tijdens de opwarming kunnen we werken op kracht en evenwicht. Ook ladderoefeningen kunnen een krachtcomponent hebben. (film) Werk enkel met eigen lichaamsgewicht. Elastieken kunnen ook.
Tikspelletjes waar evenwicht een rol speelt: wanneer je getikt bent sta je op één been.
Geef als trainer de opdracht dat de leerlingen net genoeg weerstand mogen bieden zodat de oefening nog haalbaar is voor degene die werkt.

Oefeningen

  • Trek een medeleerling aan de handen vooruit. Jij vordert rugwaarts.
  • Duw een leerling vooruit met je handen in zijn rug.
  • Duw elkaar schouder aan schouder naar de overkant.
  • Trek een leerling vooruit die je middel vasthoudt.
  • Speedminton op 1 been: kracht in de benen en evenwicht stimuleren.

Grepen

Dit onderdeel vormt de tweede pijler van het oranje traject en geeft een aanzet tot mogelijkheden op de manier van grijpen van een racket.

2.2.1 Duimgreep lossen en knijpen

Steek een shuttle tussen je pinkmuis en je handvat voor meer inzicht.

2.2.2 Palmgreep lossen en knijpen

Hoe losser de greep, hoe meer je kunt versnellen door te knijpen.


Oefeningen

  • Met 2 of 3 spelers afwisselend de shuttle hoog in de lucht houden met 1 of 2 rackets.
  • Speel alleen in de lucht en steek tussen elke slag je racket tussen de benen. Tel het aantal keer dit lukt en onthoudt je record voor de volgende weken. Verzin nog meer opdrachten.

De greep lossen en knijpen is een voorwaarde om de shuttle hard te kunnen slaan. Daarmee is het belangrijk om een dun handvat te hebben!

2.2.3 Greepwissels

Wissel van duimgreep naar palmgreep. Door hoog in de lucht te spelen heb je veel tijd voor de greepwissel.

Oefeningen

  • De coach of een leerling roept met welke greep er wordt gespeeld: varieer het aantal, bvb. 3x palm, 2x duim, 1x palm, 4x duim, …
  • Probeer de breedte van de zaal te overbruggen met zo weinig mogelijk slagen in duimgreep of palmgreep of combinaties.

Leer de spelers de greep te wisselen door het handvat los vast te houden en te draaien met de duim en de toppen van de vingers. Het racketblad moet ook meedraaien!

2.2.4 Initiatie basis Forehand greep

Om een sterker beeld te krijgen spreken we tegen de spelers over een ‘losse hamergreep’
Laat kinderen zelf ontdekken met welke greep ze de shuttle het hoogst kunnen slaan.

Oefeningen

  • We geven een hand aan ons racket, we zien geen snaren meer.
  • We laten onze rackethand langs de snaren naar beneden glijden en nemen ons handvat losjes vast.
    Wijsvinger losjes bovenaan (trekker van een revolver). (Foto)
  • Ogen dicht: de trainer geeft je racket aan met het handvat, jij neemt de correcte greep vast.

We raden aan om zo snel mogelijk de basis FH-greep aan te leren voor de bovenhandse slagen en de verre opslag.
Als we te lang de palmgreep aanhouden kan dit leiden tot moeilijk af te leren automatismen.
Controlemiddel voor de speler: trek een streepje op het handvat en op de hand waar duim en wijsvinger samenkomen.
Bij een correcte basis FH-greep moeten beide streepjes samenvallen.
Controlemiddel voor de trainer: als het racket boven het hoofd naar achter wijst moet het racketblad bij een correcte greep verticaal staan:
‘alles valt er af’. Bij een palmgreep zal het racketblad horizontaal staan.

Houdingen

Dit onderdeel vormt de derde pijler van het oranje traject en geeft een aanzet tot mogelijke houdingen van een speler.

2.3.1 Afwachtingshoudingen
  • Serviceontvangsthouding = afwachtingshouding bij een opslag van de tegenstrever.

Dit is een meer aanvallende dakhouding. Het racket is duidelijk meer voorwaarts gericht en de romp is meer naar voor gebogen en naar het net gericht.

  • Splithouding = afwachtingshouding tijdens de rally.

Voeten op schouderbreedte, hielen van de grond, racket opwaarts, ellebogen weg van het lichaam. (Foto)


Oefeningen

  • Lichte looppas: splithouding aannemen bij verschillende signalen (auditief, visueel of tactiel).
  • Op elke lijn met een andere kleur een andere houding. Blauwe lijn = schuiven in dakhouding, rode lijn is schuiven in schermhouding, …
  • Cirkelbadminton: de spelers staan in een cirkel en schuiven rond. Elke houding heeft een nummer. Als de trainer dit nummer roept neem je zo snel mogelijk deze houding aan. De laatste speler krijgt een extra opdracht. Progressie: het racket moet omhoog blijven wijzen. Wie dit vergeet krijgt ook een extra opdracht.
2.3.2 Schermhouding

Geef aandacht aan een stabiele houding, de losse greep en het uitvallen op racketbeen.
Benadruk de rechte romp en de racketvoet vooraan. De voet staat verder dan de knie! De racketarm is goed uitgestrekt. De pols is het hoogste punt en net iets boven schouderhoogte. De racketkop helt lichtjes naar beneden door een losse greep en je racket ligt in het verlengde van de arm. (Foto) ‘Speel aan de rand van je koepel.’ De niet-racketarm zorgt voor evenwicht.

We leren de kinderen dat we na de split-step eerst het racket opwaarts houden. Zo kunnen we ook een push of dab spelen en staan we steeds klaar voor een volgende slag. Dit is ook zeer belangrijk bij speedminton. Gebruik de pak-beetmethode. (Film)


Een mooie beeldspraak is: beweeg als een magneet naar het net!
Ook de (mobiele) koepel spreekt tot de verbeelding van de spelers.

Oefeningen

  • Visuele signalen: de trainer toont de houding, doe hem na.
  • Schermen: per 2 in schermhouding met gezicht naar elkaar. Beweeg vooruit en achteruit zonder elkaar te raken. Eén speler bepaalt de bewegingen.

Slagtechniek

Dit onderdeel vormt de vierde pijler van het oranje traject en geeft een aanzet tot mogelijkheden op de manier van slaan met een racket.

2.4.1 Basisclear

We leggen nog steeds de nadruk op de werpbeweging en de bewegingsketting. Toch gaan we de leerlingen vanaf nu stimuleren om de losse hamergreep te gebruiken en zo onbewust rotatie in de slag in te bouwen. (film)

Bij het initiëren van de clear met rotatie ontstaan er onvermijdelijk richtingsproblemen doordat het raakpunt te vroeg of meestal te laat is. We kunnen dit snel oplossen door overcompensatie: vraag de speler te mikken naar de andere kant dan waar zijn shuttle telkens terecht komt. De kans is groot dat de shuttle nu in de gewenste richting vliegt!

Oefeningen

  • Laat de clearbeweging uitvoeren naar lintjes. Pas de lengte aan naargelang de gestalte. Zorg dat de speler zich goed moet uitstrekken om het lintje te raken (de arm bijna volledig uitstrekken). (foto en film)
  • Mep je gek: sla zo hard mogelijk naar elkaar en probeer je tegenstander naar achter te drijven.
  • Molentje: geliefd spel. 2 rijen spelers langs weerszijden van het net spelen clears naar elkaar. Na elke clear loop je rechts tussen de netten door en sluit je aan in de rij langs de andere kant. Zorg voor voldoende actieve leertijd door de groepjes niet te groot te maken. Geef elke speler een aantal levens. Bij elke misser verliest hij een leven. Bij 0 levens komt deze speler bij jou voor een extra remediëringsoefening.

2.4.2 Dab / Kill

Waar we in geel al de aanzet gaven om harder naar elkaar te pushen door meer het ‘lossen en knijpen’-principe toe te passen gaan we dit nu nog meer benadrukken om de shuttle snel en hard naar de grond te spelen. Leg de nadruk om flitsend naar de shuttle te schuiven met racket opwaarts. Door de shuttle zo vroeg mogelijk te nemen en nog meer het principe ‘lossen en knijpen’ toe te passen gaan we de shuttle hard naar beneden kunnen spelen.

Aandachtpunten dab (kill): schermhouding met racket opwaarts, hand op schouderhoogte, lossen en knijpen en een neerwaartse vlucht.
Zorg voor goede aangevers: de coach is hiervoor de meest geschikte persoon maar je kunt ook beroep doen op sportieve ouders of betere spelers vragen om wat vroeger te komen. Leer ook de kleinste spelers beheerst shuttles aangeven. (Film)

Oefeningen

  • Per 2: onderhands aangeven vanaf de serveerlijn, de werker staat klaar in schermhouding en speelt de shuttle met een kill naar beneden. De aangever bepaalt als de kill goed gelukt is geeft punten aan de werker (peer-evaluatie).
  • Progressie links of rechts aangeven. Kill met BH-greep of palmgreep.
  • Progressie: de werker vertrekt nu uit het achterveld met een wisselsprong en speelt kill.
  • Per 4 op een half terrein: 1 feeder, 3 werkers, wisselsprong achteraan gevolgd door netdrop of kill aan het net en terug achteraan aansluiten. De feeder bepaalt het tempo.
    Teamwork: de ploegen spelen nu tegen elkaar en proberen zo snel mogelijk 10 goede netdrops, daarna kills te spelen. De feeder telt de punten en roept de score. Wissel. (Film)
  • Keuze netdrop of kill: aangever varieert hoog en laag.
  • Keuze netdrop of kill: aangever probeert de shuttle te vangen. Is de kill hard genoeg als ik hem kan vangen?

De ‘dab’ of ‘kill’ is een slag die telkens de mogelijkheid zich aanbiedt moet gespeeld worden. In veel gevallen levert hij een ‘directe winner’ op.
Heet is ook een belangrijk wapen als antwoord op de BH-service in dubbelspel.

2.4.3 Speedminton

Eerst laten beheerst uitvoeren zonder fouten met correcte lichaamshouding en racketpositie.
Als progressie sneller en vlakker.
Nadruk op het racket omhoog en ver voor je lichaam houden (speel aan de rand van je koepel), arm buigen en strekken, handvat lossen en knijpen en niet doorzwaaien. Vlakke vlucht.

Laat de spelers ‘samen sparren’ door langzaam de snelheid op te drijven met zo weinig mogelijk missers. Dit bekomen we door harder te lossen en te knijpen
Leg steeds de nadruk op een vlakke vlucht van de shuttle.

Oefeningen

  • Eerst zonder net, dan laag net, later normale hoogte (MiniBad = 1m40)
  • Hoeveel slagen maken we samen in 1 minuut?
  • Variaties: wisselen van greep, langste reeks, met bewegen, scoren na 3 controleslagen…
  • Zonder net proberen we te scoren op het lichaam van de tegenstrever.

Racket hooghouden’ of ‘Racket niet doorzwaaien’ zal steeds terugkeren als remediëring voor bovenhandse slagen in het voorveld.

2.4.4 Ruitenwisser onderhands

Met de basis FH-greep het racket onderhands traag naar buiten roteren gevolgd door het snel naar binnen roteren van de boven- en onderarm. Zorg voor een voldoende grote hoek tussen arm en racket zodat de rotatie efficiënt verloopt met voldoende versnelling.
Progressie: dezelfde beweging boven het hoofd uitvoeren.

  De rotatie is een complexe beweging die heel veel aandacht van de speler en opvolging van de trainer vraagt. De pak-beet-methode is een goed hulpmiddel om de beweging te laten aanvoelen. Laat de kinderen toch eerst zelf ontdekken met welke greep ze de shuttle het hoogst kunnen slaan zonder te snel directe hulp te bieden. (film)

 

Onderhands:
We gaan op reis en rijden met de auto: eerst in de motregen, dan in een stortbui: de ruitenwissers werken op volle toeren…

    • Werk met half opgeblazen ballonnen om de speler meer tijd te geven de beweging beheerst uit te voeren. Volg het ritme van je spelers. (film)

    • Differentieer: laat de kinderen 5 maal na elkaar op een ballon slaan met rotatie. Als dit lukt, mogen ze werken met een bloemenshuttle. Lukt dit ook 5 keer, dan proberen ze met een gewone shuttle. Lukt dit niet 5 maal na elkaar, dan zetten ze een stapje terug.
    • Probeer het plafond te raken.

Bovenhands:

  • We vertrekken met de helikopter: we initiëren de bovenhandse ruitenwisser.
  • Sta met je gezicht tegen een grote valmat en voer de rotatie uit zodat je racket plat tegen de mat terecht komt.
  • Vierkantballonspel: elke speler krijgt een half veldje. In elke vak staat een speler die 2 of meer keer mag slaan om de shuttle uit zijn veld te krijgen. Landt de shuttle in je veld dan ben je een leven kwijt.

2.4.5 Verre opslag

We combineren nu de bowlingbeweging in het eerste deel van de slag met een ruitenwisser in het tweede deel. Timing: eerst de shuttle loslaten, dan de shuttle raken (21-22). Bij timingsproblemen de afstand tussen racket en shuttle tijdelijk verkorten. Nadruk op een soepel en vlot bewegingsverloop.

Oefeningen

  • Als initiatie opwaarts spelen met voorarmdraai.
  • Verre opslag naar doelen die steeds verder liggen: lijnen, hoepels
  • Verre opslag over schermen die op een afstand van elkaar staan. 1 punt over het dichtste scherm, 2 punten over het volgende scherm, …
  • Val niet in de zee: 1 speler slaat ver op, de ander moet de shuttle proberen te vangen (met een omgekeerde kegel) van tussen de tramlijnen aan de overkant maar mag maar één uitvalspas doen anders wordt hij nat! Differentieer!

Gebruik veelvuldig de pak-beet-methode om de soepele beweging te laten aanvoelen. (film)
Richtingsproblemen kunnen snel opgelost worden door overcompensatie.

Voetenwerk

Dit onderdeel vormt de vijfde pijler van het oranje traject en geeft een aanzet tot voetenwerk.

2.5.1 Splitstep

Na de splitstep leren we de voeten snel richten naar waar we de shuttle verwachten.
Naar de BH-hoek vooraan leren we overstappen en uitvallen op racketbeen.
Leer de spelers de voeten richten naar de 4 hoeken door middel van een split-step. Leg de nadruk op een neerwaartse beweging (zwaartepunt lichaam zakt) en op het eerst landen met de tegengestelde voet aan de bewegingsrichting. Probeer de spelers een ritme te laten vinden om te vertrekken in 2 tijden met de voeten. Benadruk het afduwen met de voet tegengesteld aan de bewegingsrichting.

Oefeningen

  • Vang een tennisbal door snel de voeten te richten uit splithouding.
  • Progressie: laat de bal eerst kaatsen. (film)
  • Uit splithouding een shuttle wegduwen naast onze voeten in de 4 richtingen (4 hoeken van het veld). (film)
  • Leren overstappen na een gerichte splitstep naar de BH-hoek vooraan en een netdrop spelen.
    Herhaal de oefeningen uit 1.4.6 met een overstap.

2.5.2 Bijtrekpassen / schuifpassen

Ook ‘chassé’ genoemd: de voeten mogen elkaar niet raken en blijven bij voorkeur een 20 cm uit elkaar. (KW kyu)

Oefeningen

  • We stellen ons op in een cirkel en oefenen verschillende vormen van footwork en houdingen, de coach demonstreert (inkleding: we stappen op ons paard en vertrekken, wie niet kan stoppen op het signaal moet een rondje spurten rond onze kring).
  • Bijtrekpassen in verschillende richtingen inoefenen: voorwaarts en rugwaarts, zijwaarts en schuin.

2.5.3 Wisselsprong

We leren heel snel de wisselsprong aan als meest efficiënte manier om terug te keren naar de basis. Leer de wisselsprong onmiddellijk op de juiste plaats aan, namelijk op het achterveld. (film)

 

Oefeningen

  • De spelers staan in dakhouding op de tramlijnen achteraan in het veld en wisselen gewoon de voeten van plaats.
  • Progressie 1: benadruk voorwaartse impuls = omzetting van een rugwaartse naar een voorwaartse beweging.
  • Progressie,2: benadruk eerst landen met de achterste voet.
  • Progressie 3: leer na de wissel de voorste voet naar voor te plaatsen vóór de landing.
  • Progressie 4: na de wisselsprong terug naar de basis en terugkeren voor een nieuwe wisselsprong. Landen = terug vertrekken naar voor.
  • Progressie 5: met lintjes of shuttlemaster met een ‘droge’ slag.
  • Progressie 6: met shuttles aangeven.

Tactiek

Dit onderdeel vormt de laatste pijler van het oranje traject en geeft een aanzet tot tactieken.

2.6.1 De B van 'Backhand best'

B: Ik kan mijn basis verleggen naar de backhandzijde, later vinden we andere oplossingen. Ik speel links en rechts van de tegenstrever: ik ondervind dat het moeilijker terugspelen is langs mijn backhandzijde.

 

Oefeningen

  • B: we proberen nu actief links en rechts van de tegenstrever te spelen.
  • Na een verre opslag naar links verleg ik mijn basis ook naar links (volledig veld).
  • Verre opslag naar links, rechtdoor naar de backhand terugslaan.
  • Backhandopslag, speel naar de backhandzijde terug.
  • Verre opslag – speel naar beneden – lob naar de backhand.

Met dank aan:

Wijgmaalsesteenweg 169/1
3020 Herent
+32 (0)4 98 78 96 83
info@badmintonvlaanderen.be